Ga direct naar: navigatie
Ga direct naar: inhoud

Cecilia Hendrikx, fotograaf Almicheal Fraay

Nieuws - 4 juni 2025

Kunstenaar Cecilia Hendrikx: ‘Ik ga eerst met het gebouw in gesprek. Dan volgen alle mensen die daarbij horen vanzelf’

Cecilia Hendrikx is de nieuwe fellow voor het NIAS Artist in Residence programma in 2026. In haar werk maakt ze architectuur en historie van gebouwen voelbaar en bespreekbaar. Hiervoor gebruikt ze een hedendaagse vorm van de zogenaamde surtout de table: rijkversierde tafeldecoraties uit de 17e-eeuw. Hoe gaat ze te werk? En waarom fascineert dit onderwerp haar zo? 

Reflectie op geschiedenis, gebouw en gebruikers  

"Mijn werk gaat over de fysieke omgeving van een gebouw en over wat er gebeurt in die omgeving. Hoe zit de logistiek van zo'n plek in elkaar? Wat doen de gebruikers, en wat voor betekenis lees ik daar in?” legt Hendrikx uit. 

Zij vat haar observaties over gebouwen vervolgens in hedendaagse tafelstukken die geïnspireerd zijn op de ‘surtout de table  – een kunstvorm die ontstond in de 17e eeuw. Deze kunstvoorwerpen stonden op spiegelende oppervlakken op tafel tijdens chique diners. Vaak waren dit rijkversierde maquettes of miniatuurvormen van gebouwen. 

“Vroeger waren de spiegels bedoeld om het licht in de kamer en de kaarsen op tafel te weerkaatsen. Maar je ziet tegelijk ook jezelf en je gesprekspartner in een ander perspectief.”

Een spiegel vormt ook altijd de bodem van de surtout de tables die Hendrikx maakt. “Dat gaat over reflectie. Ik kaats iets terug aan de omgeving en de mensen. Maar ik word ook zelf teruggekaatst. Er zit een soort wederkerigheid in mijn werk en dat loopt gedurende het hele onderzoek.” 

Wat interesseert jou zo in dit onderwerp?  

“Het zijn twee dingen. Aan de ene kant is er het surtout de table dat allerlei vormen kan hebben. Die zijn fascinerend en kunnen soms heel absurd zijn. Het creëren van een heel universum dat qua formaat past op een tafel vind ik heel erg leuk. Die tafeldecoraties destijds waren echt niet bescheiden maar bleven wel altijd binnen de grenzen van het tafeloppervlak. Dat je ook iets figuurlijk groots, zoals de geschiedenis van een gebouw, op een behapbare manier kan presenteren binnen die beperkte ruimte vind ik heel mooi.” 

“Deze interesse heeft ook te maken met mijn achtergrond in de architectuur. Daarin werken we vaak met modellen. Je kunt immers niet het hele gebouw bouwen en daarna concluderen 'Oh nee, doe toch maar baksteen in plaats van beton’. Ik voel me vertrouwd met schaalmodellen en met deze werkwijze.”
 

En het tweede deel van jouw fascinatie? 

“Wat mij in eerste instantie drijft, is het kijken naar dingen. Ik heb architectonische vormgeving gestudeerd, in dat vakgebied houd je je bezig met wat een ruimte is en hoe die tot stand komt. Een ruimte als uitgangspunt voor mijn werk vind ik heel prettig. Dat is mijn eerste taal, nog vóór ik met mensen in gesprek ga. Ik ga liever eerst met het gebouw in gesprek. Als ik daar begin, dan volgen alle mensen die daarbij horen vanzelf.”

"Dus ik hou ervan om naar gebouwen te kijken. Ik word bijna het gebouw. En vanuit die positie doe ik allerlei waarnemingen, over de geschiedenis van het gebouw over hoe het in elkaar zit. Ook over hoe de organisatie en het systeem dat er in zit elkaar beïnvloedt. Op allerlei manieren. Zowel esthetisch of organisatorisch. Die zitten in het gebouw verweven.” 

Ben je al eens in het gebouw van het NIAS geweest? 

“Nee, nog niet.” 

Hoe ga je te werk als je voor het eerst een gebouw betreedt? 

“Ik wil eerst in het gebouw ronddwalen en voelen wat mij fascineert. Dat klinkt vaag en intuïtief. Maar dat is wel iets wat ik in de eerste fase belangrijk vind. Dan ben je namelijk nog niet beïnvloed door kennis over de historie of de architectuur.”

“Tijdens zo'n eerste bezoek concentreer ik me op dat wat me aantrekt. Dat kunnen verschillende dingen zijn. Bijvoorbeeld de kleuren van het koffiezetapparaat, maar ook een plafondschildering. Dat is van tevoren niet te voorspellen. Dat wil je daar laten gebeuren. Vervolgens duik ik in de volgende fase in de geschiedenis van het gebouw en doe ik verder onderzoek.” 

Jouw onderzoek vormt een aanzet tot gesprekken over het gebouw. Kun je daar meer over vertellen?

“Ik ga in gesprek met gebruikers van het gebouw op basis van iets dat me is opgevallen. Bijvoorbeeld de planten die er staan. Maar het kunnen ook toevallige ontmoetingen zijn met mensen daar, zoals met andere fellows die in die periode bij NIAS aanwezig zijn.” 

“Maar de tafelstukken die ik creëer zijn ook een middel om gesprekken op gang te brengen. Zo wil ik in die 5 maanden van mijn verblijf bij NIAS een serie maken van tafelstukken. Bijvoorbeeld drie stukken voor drie fases, en die wil ik een voor een tijdens die maanden introduceren.”

Hendrikx maakt in haar werk verhoudingen en patronen in een gebouw zichtbaar. Haar werk laat mensen reflecteren op de geschiedenis en structuren in een gebouw

Kun je een voorbeeld noemen van deze verhoudingen of patronen die in gebouwen doorwerken?  

“Onlangs verbleef ik voor een residentie in een modernistische villa die was gebouwd voor een familie die een textielfabriek runde in Enschede. Tijdens mijn verblijf stond ineens het voormalige kindermeisje voor de deur. Een extra kamer voor een kindermeisje was deel van het ontwerp van het huis. Een interessant voorbeeld van een sociaal patroon in die tijd. Rond het tafelstuk voor deze villa heb ik een performance gemaakt en waarin ik dat terug heb laten komen.”

Gaat het in jouw werk dan altijd over hoe mensen zich tot elkaar verhouden?  

“Eigenlijk gaat het vooral over situaties, over onderlinge verhoudingen. Tussen mensen en systemen. Over rangen en standen. Over formele functies en informele functies. En hoe die door verschillende tijden heen verschillend gewaardeerd worden.” 

“Mijn werk is geen activistisch statement of moreel oordeel. In het universum dat ik maak kan alles terechtkomen. Dat is wat ik er mooi en soms ook grappig aan vind. Het is eigenlijk een metafoor voor een plek binnen een bepaalde tijd in de geschiedenis. En ik denk dat het waardevol is om die te hebben en daar over te praten.”